(1956) Bejaarde reus met een nobel hart staat eenzaam in verlaten kerk In de Bovenkerk, beplakt met papieren waarschuwingen er niet binnen te gaan vanwege bouwvalligheid, staat een bejaarde reus met een nobel hart: het Bovenkerkorgel. Het prachtige instrument dat bijna zondag aan zondag, van de Middeleeuwen af, een begeleidende taak in de eredienst vervulde, en er talloze orgelconcerten deed horen, heeft het eenzaam gekregen. Weliswaar beroeren de handen van Willem Hendrik Zwart nog dikwijls de toetsen, maar in een gesloten kerk is niemand die er naar luistert. De reus heeft het eenzaam gekregen, en hij weet niet hoe lang die eenzaamheid nog zal duren, omdat over de restauratie van de kerk nog hoegenaamd niets bekend is. Hij heeft nu tijd om na te denken over zijn roemrucht verleden. Met dit artikel volgen wij zijn voorbeeld. Grepen uit de historie van het Bovenkerk-orgel Een oud orgel heeft altijd een bewogen geschiedenis achter zich. 't Is nu eenmaal geen harmonium, dat men aan de uitdrager verkoopt, wanneer de tand des tijds en de houtworm er dermate aan hebben geknaagd, dat de Muze er niet meer mee tevreden te stellen is. Een kerkorgel was in de oude tijden, waarin het edele handwerk bloeide, een zo'n groot bezit, dat men nimmer afdankte, doch veeleer naar de eisen van het instrument en naar de eisen der voortschrijdende muzikale ontwikkeling repareerde, veranderde, vergrootte. Zo is het ook gegaan met het Bovenkerk-orgel, dat wel zeer oud is, maar er thans toch uitwendig en inwendig heel anders uitziet dan in de eeuw van zijn ontstaan. In de tijd van vóór de Reformatie, toen de St. Nicolaaskerk nog tot de Eredienst van Rome bestemd was, stond er reeds een orgel, waarvan echter schaarse gegevens zijn overgebleven. Dit orgel zal van de Roomse naar de Hervormde eredienst zijn overgegaan, toen de Hervorming zich van de kerk had meester gemaakt. De grondslag van het tegenwoordige orgel werd evenwel gelegd tussen de jaren 1670 en 1676 door de bekende Zwolse orgelbouwer Johan Slegel, op wiens dispositie en omvang latere orgelbouwers hebben voortgeborduurd. Het orgel is al een keer verhuisd Zes jaren waren nodig voor de bouw van ons orgel in zijn eerste gedaante! Wat een werk! Maar wat een garantie, dat iedere toon van ieder register een "ziel" had, die de orgelbouwer er met geduld en liefde voor zijn vak had ingelegd. Ondanks de zes jaren arbeid had het orgel nog lang de omvang van thans niet. Dit blijkt duidelijk uit de plaats, die het toegewezen was. Dit orgel stond namelijk tegen de zuiderwand van de kerk, onder de lage gewelven van de zijbeuk. Met het oog op de voortdurende moeilijkheden met de verzakkende toren, had men besloten de torenwand - waartegen het orgel thans staat - vrij te laten. De twee ramen ter zijde van het orgel werden met een halve steens-muur toegemetseld. Toen mr. Jan de Jonge, architect te Dordrecht, in 1686 een oplossing voor de verzakkende toren gevonden had, besloot men het orgel te verplaatsen naar de torenwand. Een heel karwei, dat de Amsterdamse orgelbouwer J. Duischot verrichtte. Deze Duischot schijnt zijn verdere werkzaamheden tot reparatiën beperkt te hebben. Nergens wordt in de bronnen van uitbreiding of omwerking van positie gesproken. Het orgel was twee-manualig en had geen voetpedaal. De lage toetsen waren zwart en de hoge wit, dus tegenovergesteld aan het tegenwoordige klavier. De eenvoudige kast werd met enig lofwerk versierd na de verplaatsing. Eerste uitbreiding en omwerking In 1742 trad als reparateur de orgelmaker A.A. Hinsz op, die waarschijnlijk voor uitbreiding en omwerking van de dispositie van het orgel heeft gezorgd. Bij de weder ingebruikneming kwam een vermaarde organist, de Abt Vogler, het orgel bespelen. Verdere verbeteringen werden in 1789 door de orgelmakers Schnitger en Freytag uit Groningen aangebracht. Een belangrijke verbetering was het "vrije pedaal", waardoor het instrument over een belangrijke uitbreiding van bastonen kwam te beschikken, die de klank steun en ondergrond gaf. Onder een "vrij pedaal" wordt een voetklavier verstaan, dat niet correspondeert met een "manuaal" of handklavier, maar dat een eigen reeks (bas-) pijpen heeft. Om de 30 jaar - minimaal - moet een orgel geheel worden schoongemaakt en herstemd om onherstelbare vervuiling en verwaarlozing te voorkomen. Daarom zien wij bijvoorbeeld in 1818 de orgelmakers Van Gruisen en Zoon aan het werk in de Bovenkerk. Hun optreden houdt dus niet direct in, dat het orgel verbeterd of uitgebreid werd. Zwier van Dijk Van het orgel naar de organist is maar een kleine stap, want die twee horen bij elkaar. Maar van het Bovenkerkorgel naar de organist Zwier van Dijk (1859- 1894) is al een heel kleine stap, omdat deze behalve organist ook orgelbouwer was. Hij bracht de "romantische registers" aan, die weliswaar meer in de geest van zijn tijd, dan in de geest van het oude orgel waren, maar die toch van zijn vakbekwaamheid getuigen. Zwier van Dijk was een bijzondere figuur, zoals men die in onze dagen zelden of nooit aantreft. Van afkomst was hij een Kamperveense boerenjongen, die nimmer het orgelmaken had geleerd. Bij een Zwolse klokkenmaker was hij in de leer geweest, en hij had er de geheimen van de speelklok met houten pijpjes en blaasbalgjes leren verstaan. Met behulp van een boek over de kunst van het orgel bouwen, in drie dikke delen, had hij zichzelf al experimenterend ook het orgelvak geleerd, dat nog steeds een handwerk was. O.a. het thans gerestaureerde orgel van de Burgwalkerk in Kampen is door hem gemaakt, en het verkondigt nog zondag aan zondag de lof van zijn maker. Onder invloed van de toenmalige Franse orgelliteratuur wijzigde Van Dijk in het Bovenkerkorgel de registers, die met het 3e manuaal (handklavier) correspondeerden. Hij verwijderde de mixturen of vulstemmen en verving ze door registers voor solopartijen of "cantus firmus" registers zoals de "vox celexte" en "viola da gamba", gewild in de romantische tijd, en "strijkers" genoemd. Om te laten zien wat een werk hier voor de ambachtsman aan verbonden was, vermelden we, dat hij om een pijp te vervaardigen, een blok ruw lood moest smelten, het door een vergiettest tot een plaat moest uitgieten afkoeling moest pletten, rondzetten om een mal, en tenslotte solderen tot een pijp. Het grootste voordeel van dit handwerk is, dat de klank van de pijpen veel "molliger" en voller is moderne, dunne fabriekspijpen, die in vergelijking een dorre klank geven. Geplaagde vrijgezel Zwier van Dijk was een uiterst nauwgezet man. Achter de gesloten gordijnen van het huis, waar thans "Albert Heyn" gevestigd is, prutste de vrijgezelle klokkenmaker van de morgen tot de avond. Had hij bepaalde onderdeeltjes voor een klok of voor een orgel niet voor handen, dan toog hij lopend(!) naar Amsterdam, om ze op te scharrelen. Met hulpmiddelen nam hij geen genoegen. Een goed organist was hij echter niet. Zijn benoeming tot organist aan de Bovenkerk wekte de jaloezie op van de bekwame organist van de Broederkerk. G. Hauff, die bij de benoeming was gepasseerd. Waarschijnlijk had dat passeren een reden, die niet op het muzikale terrein lag, maar die verband hield met Hauff's persoonlijkheid. Het was namelijk een raar heer met een revolutionaire trek in zijn karakter, die weinig paste in het kader van zijn tijd. Hij gaf een blaadje uit, "De Nieuwe Kamper Courant", waarin dikwijls personen belachelijk werden gemaakt, die iets in het openbare leven van Kampen te betekenen hadden. De blaadjes werden bij de straat verkocht en grif gelezen. Natuurlijk! Negen en negentig Kampenaren hadden plezier om de honderdste, die er "even fijn opstond!" Die honderdste was natuurlijk razend. Eens was de gespierde politieagent Reintjes het slachtoffer van Hauff's pen. Maar Hermandad's dienaar liet het er niet bij zitten. Toen Hauff - die ook stadsbeiaardier was - op zekere dag het carillon bespeelde, klom hij de toren op, vatte de klokkenist in de kraag en gaf hem zo ongemakkelijk op z'n ziel, dat hem de kleren in flarden aan 't lijf hingen. Daarna moest hij, onder bedreiging van Reintjes knuisten met z'n carillonconcert verder gaan.... Slachtoffer van de pers Maar, om op de verhouding tot Van Dijk terug te komen: natuurlijk was de orgelmaker ook wel eens het slachtoffer van Hauff's "journalistieke arbeid". Hij werd in het blaadje "de tutelaris" genoemd. Van Dijk werd er kwaad om, dat hij zich tot de Kamper Courant - van Laurens van Hulst - wendde om een tegenschrift geplaatst te krijgen. De heer Van Hulst echter kalmeerde tactvol de beledigde organist met de opmerking, dat het "alle voorname lieden" aldus verging in Hauff's krantje. Overigens namen de plagerijen, waarmee Hauff zijn collega lastig viel niet af. Hij kwam geregeld bij Van Dijk over de vloer, en deze durfde hem de toegang niet ontzeggen aangezien hij als stemmer en reparateur van het Broerkerk-orgel met de man in voortdurende connectie stond. Soms stal hij eieren uit de provisiekast en liet achter de rug van de niets vermoedende Van Dijk de inhoud in zijn maag verdwijnen. Dan weer legde hij stiekem een broodje onder de poten van de stoel, waarop Van Dijk naar gewoonte zat te wippen, totdat op een gegeven ogenblik de poot door het broodje ging... Van Dijk kreeg evenwel hulp tegen de plagerijen. Op ongeveer 45-jarige leeftijd trad hij in het huwelijk. Hauff verdween toen met de opmerking: "Nu kom ik niet terug, want dat wijf is jou te mans af". Het orgel in onze eeuw In 1894 volgde Jan Proper zijn collega - en familielid - Zwier van Dijk op. Hij was niet alleen organist, doch tevens reparateur van het orgel, dat hij bij de herintonatie en schoonmaak van 1898 tevens van een zwelwerk (vgl. bij het harmonium de "knie-zwel") voorzag, waardoor het recitatief de naam "echowerk" verwierf. Het orgelfront vernieuwde hij, bedekte de pijpen met nieuw tinblad en maakte ze glanzend. Jan Proper werd in 1919 opgevolgd door zijn zoon D.J. Proper, terwijl deze op zijn beurt in 1946 werd opgevolgd door Theo W. van Dijk, die in 1951 overleed. In de vacature werd toen voorzien door benoeming van Gradus Wendt, die in 1954 emigreerde naar Z. Afrika en werd opgevolgd door Willem Hendrik Zwart. De laatste orgelbouwer, die zich met het orgel heeft bezig gehouden was J. Sanders te Utrecht, die in de jaren 1937 tot 1942 restauratiewerkzaamheden verrichtte. Voor de heer Proper Jr., die in die jaren organist was, betekende dit geen prettige tijd. Steeds was het hem niet mogelijk het gehele orgel te gebruiken, omdat er een gedeelte onder handen genomen werd. Nu eens was er dit, dan weer dat manuaal buiten dienst terwijl zelfs een heel jaar het voetpedaal uitgeschakeld was. Het feit, dat de geldmiddelen ontbraken om al het werk in één keer af te doen, was mede oorzaak van deze narigheid, zo schreef ons destijds de gedupeerde. Terug naar de barok? Grote restauratiewerkzaamheden zijn er sindsdien niet aan het orgel verricht, al is er tijdens Gradus Wendt wel een en ander vernieuwd. Over hetgeen er nog zou moeten gebeuren zijn de negen van de deskundigen en belangstellenden verdeeld. Verwijdering van alle door Zwier van Dijk kunstvaardig ingebrachte "Romantische registers", en herstel van de oorspronkelijke dispositie? Dat betekent het weer inbrengen van de bij de "Romantisering" van het verwijderde "Barok-registers". Men vindt ze nog opgetekend in een bekend boekje over orgeldisposities van 1774. Het waren de scherp, nazart terts en sex-quialter (diskant). Overigens blijkt uit hetzelfde boekje dat er sinds 1774 niet veel wezenlijke veranderingen in het orgel zijn aangebracht, behoudens omzetting van registers, uitbreiding van het aantal klavieren, en dergelijke wijzigingen, die de geest van het orgel hebben aangetast. Of een even piëteitvol handhaven van het prachtige werk van Zwier vak, dat naar het gevoel van de moderne organisten onecht en "ouderwets" is, maar niettemin graag gehoord? Maar u zult begrijpen, dat bij de onzekere toestand inzake de restauratie van de Bovenkerk, de gedachten aan verdere orgelrestauratie op de achtergrond geschoven zijn. (1968) Bovenkerkorgel wordt verder in orde gebracht In "Hervormd Kampen" doet ir. F.L. Dijksterhuis namens de kerkvoogdij enige mededelingen over de restauratie van het Bovenkerkorgel, waarvoor waarschijnlijk ook niet-hervormden belangstelling hebben. Twee jaar geleden werd de Bovenkerk weer in gebruik genomen. De restauratie is voortgezet en de restauratie van het koor maakt goede vorderingen. Over ongeveer 3 jaar zal ook dit werk zijn voltooid. De wederopbouw van het Bovenkerkorgel heeft veel onderzoek en overleg gekost, voordat de plannen gereed waren. Het werk van de Orgelcommissie (dr. Vente, Feike Asma en Willem Hendrik Zwart) is thans afgesloten. Een restauratievoorstel is gereed gekomen en inmiddels opgezonden naar Monumentenzorg. Tijdens het voorbereidende werk was het ook mogelijk om een beter inzicht te krijgen in de toestand waarin het gedemonteerde orgel verkeert. Niet in het minst heeft daartoe bijgedragen het zgn. Rugwerk. Dit is het voorste gedeelte van het orgel, dat 2 jaar geleden zonder gerestaureerd zijn, is herplaatst. Gedurende deze twee jaar is wel gebleken, dat dit rugwerk, qua onderhoudstoestand, aan zeer redelijke eisen voldoet. Dit heeft thans tot gevolg, dat het grootste en belangrijkste deel van het orgel, nl. het Hoofdwerk en het Pedaalwerk nu eveneens voorlopig zal worden herplaatst en bespeelbaar zal worden gemaakt. Reeds deze week zal hiermee worden begonnen en dit karwei zal ongeveer 3 maanden in beslag nemen. In die tijd zal een steigerwerk het orgelfront ontsieren maar dat accepteren we graag. Wel herplaatst, maar niet bespeelbaar, zal het zgn. Borstwerk worden (4e klavier), terwijl tenslotte het zgn. Bovenwerk, dit is het hoogst geplaatste gedeelte in het orgel, dat door de grote temperatuurverschillen waarschijnlijk het meest heeft geleden, niet zal worden herplaatst maar zal worden gerestaureerd. Velen zal het interesseren welke firma deze belangrijke opdracht uitvoert. In overleg met de genoemde orgel- commissie, en onder goedkeuring van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg is deze herplaatsing en daaropvolgende restauratie opgedragen aan de firma Bakker en Timmenga te Leeuwarden. Deze firma heeft een aantal uitstekend geslaagde restauraties op haar naam staan. Een en ander betekent, dat over enkele maanden het mooie orgel in een veel grootsere vorm, zij het nog lang niet volledig, aan de gemeente gepresenteerd zal worden. De belangstelling van de orgelliefhebbers, en die zijn er vele in onze gemeente, zal ongetwijfeld hierdoor nog groter worden. We moeten wel bedenken, dat het hier om tijdelijke voorzieningen gaat. In de toekomst staan de volgende gang van zaken te wachten: Met de eigenlijke restauratie van het orgel zal pas in 1970 begonnen kunnen worden. eerder is hiervoor van Rijkswege geen subsidie beschikbaar en ook de orgelbouwer kan niet eerder met deze uitvoerige opdracht beginnen. Het eerst wordt dan het Bovenwerk gerestaureerd. Daarna zullen de andere werken volgen. Wellicht zal telkens een bepaald werk uit het orgel genomen worden, gerestaureerd worden en weer worden herplaatst voordat een volgend werk onder handen wordt genomen. Deze gang van zaken heeft bijzondere voordelen met het oog op het kunnen toetsen van de klant van het orgel, terwijl gedurende de restauratie steeds een voldoende groot orgelwerk aanwezig is dat bespeelbaar is. Hoe lang de restauratie na 1970 zal duren is niet te voorspellen. (1968) HISTORISCH ORGEL IN BOVENKERK Doordachte aanpassing en restauratie in etappes KAMPEN - Op een oude meestergravure, die we eens bewonderden, staat de St. Nicolaaskerk, meestal Bovenkerk genoemd, afgebeeld zoals de Kamper koopvaarders uit de zestiende eeuw als zij de IJssel afvoeren voor een tocht naar Scandinavië of verder de machtige kerk boven de stad en stroom zagen. Bij de enorme veranderingen, die bijna elk stadsbeeld wijzigen, is de dominerende positie van de Bovenkerk gebleven. Een rijk bezit, deze historische kerk met zijn prachtige orgel. Maar ook voor de kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente een grote verantwoordelijkheid om dit cultureel erfgoed te bewaren en voor de gemeenschap blijvend dienstbaar te houden. Een rijk bezit Ruim twee jaar geleden kon na een langdurige restauratie "de herboren Bovenkerk" weer in gebruik worden genomen, zoals men in deze krant kon lezen. Voor de organist van de kerk, Willem Hendrik Zwart, betekende de ingebruikneming, dat hij na jaren van behelpen weer kon spelen op het machtige zeer omvangrijke orgel, grotendeels uit 1742 en ondanks de dispositiewijzigingen in de negentiende eeuw een kostbaar instrument. Karakteristiek door een volstrekt eigen klank, helder en warmgevoelig, zonder een zweem van scherpte en toch allerminst sensueel-romantisch. Belangrijke beslissing Nu zijn er ruim twee jaar verstreken en de kerkvoogdij heeft een belangrijke beslissing genomen ten aanzien van de restauratie van het fraaie orgel. Het is geen gewone restauratie, maar een vol problemen en een zeer doordachte, zoals Willem Hendrik Zwart ons vertelde. Twee jaar geleden heeft men namelijk het belangrijke z.g. rugpositief van het orgel herplaatst; dus er was in de dispositie van elf stemmen geen wijziging gebracht. In een hoofdkerk als de Bovenkerk wilde men - terecht - niet jarenlang zich behelpen met een noodorgel. Tijdens de diensten, maar ook op de talrijke orgelbespelingen die Willem Hendrik Zwart regelmatig voor een groot publiek geeft, bespeelde de organist dit rugpositief met gebruikmaking van "het aangehangen pedaal". Willem Hendrik Zwart is een geboren organist en door zijn vindingrijkheid in het registreren, wat ook combineren betekent, wist hij een maximale klank en een onvermoede kleurvariatie uit het alleen beschikbare rugpositief te halen. Op eenzelfde basis nu als twee jaar geleden met dit rugpositief worden hoofdmanuaal en pedaal en wat later bovenmanuaal herplaatst. Want wat we de eigenlijke restauratie kunnen noemen - ook uitgevoerd door de Leeuwarder firma Bakker en Timmenga - zal in etappes gebeuren, te beginnen in 1970, uiteraard bepaald door financiële overwegingen. Twee punten Ontdaan van alle orgeltechnische en andere problematiek komt het er op neer, dat men een beleid wil volgen waarin twee punten domineren. Wat de negentiende-eeuwse dispositiewijzigingen en uitbreiding betreft, deze gaat men niet geheel verwijderen, maar "corrigeren". Het historische orgel had vulstemmen van gematigd klankkarakter en het streven van de restauratie is er allerminst op gericht een zuiver barokorgel te reconstrueren, voor zover dit mogelijk zou zijn. Zelfs is het zo, dat een aantal pijpen uit de negentiende eeuw bewaard zullen worden voor plaatsing in een vierde manuaal. Een enkel register als de viola op het hoofdmanuaal zal verdwijnen, ook de voix celeste. Maar als de eigenlijke restauratie voltooid is - en dit is het tweede belangrijke punt - is de dispositie uitgebreid met vijf registers. Symfonisch Dan is het totaal aantal sprekende stemmen van de huidige 52 op 57 stemmen gebracht en de voornaamste nieuwe registers zullen zijn een tertiaan en een scherp, een trompet en octaaf en nog een vulstem. Maar men wil er naar streven, dat zoveel mogelijk het huidige klankkarakter bewaard blijft, met de correctie van ontsierende stemmen en met de uitbreiding. De aanduiding: romantisch orgel willen we vermijden, want dit is het orgel in de Bovenkerk bepaald niet; ook geen zuiver barokorgel. Misschien kunnen we als ideaal stellen, dat het gerestaureerde instrument een symbolisch orgel is, mild-gevoelig van klank en door toevoeging van goed gekozen stemmen nog wat helderder dan nu, maar ook rijk aan kleurmogelijkheden. Voor Kampen - voor de kerkgemeenschap en voor de organist en zijn bijdrage tot de orgelcultuur - is het van groot belang, dat men gekozen heeft voor boven geschetste werkwijze, waardoor het machtige orgel kan blijven klinken. Th. Timmerman. Nieuw Kamper Dagblad, woensdag 19 juni 1968 (1974) Een monumentaal instrument Muzikaal en fotografisch benaderd In Focus is reeds vaker geschreven over het combineren van twee hobby's, waarbij dan een van de hobby's de fotografie is. Het initiatief tot dit artikel vloeide eveneens voort uit twee liefhebberijen, namelijk de kleurenfotografie en orgelmuziek. Het kerkorgel staat over het algemeen niet in het centrum van de belangstelling bij fotografen. Daarom lijkt het me wel eens nuttig de fotografische mogelijkheden voor u vast te leggen. Het object is in dit geval het grote historische orgel van de Bovenkerk te Kampen. Komend vanuit de richting Kampereiland bereiken we de lange stalen brug over de IJssel, die toegang tot de stad verleent. We zijn dan ook meteen in de oude binnenstad van Kampen, de gezellig-drukke Oudestraat waar wandelaars met boodschappentassen en slierten vrolijke jongelui op deze zaterdagmiddag het straatbeeld beheersen. Ons reisdoel is bereikt: aan het einde van de Oudestraat rijzen de hoge muren van de St. Nicolaas- of Bovenkerk op. Een parkeerplaats in de buurt van het grote gebouw is snel gevonden; het is klokslag 3 uur als we, beladen met een gewicht aan fotoapparatuur, het kerkinterieur betreden. Tussen de hoge pilaren door zie ik al direct het imposante orgel, waarmee in bijna 20 jaar geleden al zo vertrouwd was. Een moment ben ik sprakeloos; hier speelde destijds mijn orgeldocent zijn concerten en tijdens de kerkdiensten, totdat door ouderdom en verval een steenbrok uit de binnenmuur losliet en op de vloer uiteenspatte. De kerk werd gesloten en mijn leraar vertrok voorgoed naar Zuid-Afrika. Ik bewonder de gewelven, de bogen en de pilaren. Wat vakkundig gerestaureerd! Onverwacht glipt het zware statief uit m'n hand en klettert luidruchtig op de stenen vloer. Prompt daarop vraagt iemand achter mij: "He, wat ga jij doen?" Tot mijn verrassing sta ik daarop oog in oog met de organist van de Bovenkerk, de heer Willem Hendrik Zwart. Hij is de bekende opvolger als koordirigent en organist, nadat mijn leraar was vertrokken. Het is een hartelijk weerzien. Ik informeer naar de kwaliteit van het orgel, wat aanleiding is tot een geanimeerd gesprek. "Ik ga spelen", besluit hij en na een handdruk wandelt hij in de richting van het deurtje onder het orgel. Het monumentale instrument kan ik nu van dichterbij en veraf bewonderen. Geweldig, hoe kleurig de zilver- en goudgetinte decoraties op het bruine hout contrasteren met het lichte schilderwerk van het interieur! Veel grote en kleine frontpijpen vertonen plekken van verkleuring, die de ouderdom van dit grootse instrument karakteriseren. Ik neem even de tijd voor het bekijken van de details van het orgelfront, de "krullen", rondingen en hoekige uitsteeksels van houtsnijwerk, waartussen het zilverachtige pijpwerk is opgesteld en de witte beeldengroepen van o.m. engelenfiguren, die het orgel een bijzonder sierlijk uiterlijk hebben meegegeven. Wat moeten die orgelbouwers uit vroegere eeuwen een tijd en geduld hebben gehad! Het kleinere element los van de grote orgelkast noemt men het "rugpositief". Achter dit positief bevindt zich de speeltafel, gebouwd aan de grote orgelkast, zo dat de bespeler vanuit de kerkruimte niet wordt gezien. Dit historische orgel heeft vier klavieren, hoofdwerk, borstwerk en bovenwerk (in de grote kast) en rugwerk (in het rugpositief). Ieder "werk" (pijpenserie) heeft een eigen "vak" in de kast. In verband met restauratie staat het vak van het bovenwerk […] Het pedaal heeft zijn pijpwerk in de torens aan weerzijden van de grote kast. Wie eens een kijkje neemt in een groot orgel zal een woud van enkele duizenden pijpen ontdekken, ronde pijpen van metaal (veelal een legering van lood en tin) en vierkante van hout; kleine pijpjes ter grote van uw pink tot aan dikke "boomstammen" met een lengte van 5 meter of nog meer. Organist Zwart zet de eerste akkoorden in van zijn compositie "Merck toch hoe sterck". Zangerig en vriendelijk-mild zijn de kleurschakeringen in de klank van dit fraaie orgel. Na enkele variaties die de melodie -steeds in andere klankkleuren- omlijsten, volgt een puntig en virtuoos staccatospel, waarbij in de regelmaat van het ritme geleidelijk meer registers worden toegevoegd, die het klankbeeld meer versterken. In de finale staan met gekoppelde klavieren bijna alle bruikbare registers open, zodat het magistrale orgel zich in de grote massaliteit van honderden zingende pijpen tegelijk laten horen. De melodie van het oudvaderlandse lied beweegt zich hoog boven het drukbezette akkoordenspel, ondersteund door de dreunende bassen van het pedaal. Na het wegklinken van het slotakkoord in de hoge kerkruimte valt de gewijde stilte weer in. Slechts het schuifelen en fluisteren van andere bezoekers verraden meer belangstelling. Ik zou graag nog meer naar het orgel willen luisteren, maar het wordt nu toch eens tijd het orgel fotografisch te benaderen. Om zeker te zijn van puntgave, korrelloze opnamen heb ik mijn Miranda Fv met Kodachrome II geladen, met het voornemen zo weinig mogelijk te flitsen, omdat het enerzijds op grote afstand geen doel heeft en anderzijds om de sfeer in de kerkruimte bij [ …. ] Gelukkig is het bewolkt weer, zodat gelijkmatig strooilicht door de hoge kerkramen naar binnen komt. Het glas in de ramen is overal vrijwel blank en met de lichte, bijna witte kleur van binnenwanden en pilaren heb ik een vrij grote zekerheid niet in problemen te geraken door reflecties en kleurzwemen. De belichtingsmeter wijst uit dat het verloop van lichtsterkte van boven- tot onderzijde van het orgel circa drie stops bedraagt. Dus een contrastverhouding die de film kan opvangen. Uitgaande van diafragma 8 (voor maximale beeldscherpte) maakte ik tijdopnamen van het gehele orgel en van details daaruit, afwisselend met de Miranda-tele 105mm en de Soligor-zoom 90-230 mm. Het gebruik van het 50 mm standaardobjectief vereist meer oplettendheid ten aanzien van het camerastandpunt, omdat de afstand van onderzijde orgel tot de begane grond circa 3 meter bedraagt. De achterover hellende camera -dus schuin omhoog gericht- veroorzaakt de zgn. convergerende lijnen die de indruk wekken het orgel achterover te doen vallen, maar met enige concentratie en nauwkeurig vaststellen van de camerastand is aan het storende effect van "achterover vallen" wel te ontkomen. Het samenlopen van de verticale lijnen naar één denkbeeldig punt versterkt nu de dynamiek in de beeldopbouw. De hier afgebeelde dia's zijn duplicaten, waarbij de kleuren nog iets verbeterd zijn ten opzichte van de originele. De kleine achteruitgang in scherpte neem ik daarvoor graag op de koop toe. G.A. van Rheenen Focus juni 1974 (1975) Dr. Vente: "Bijna uniek in Europa" Bovenkerkorgel na restauratie klaar op 13 december a.s. KAMPEN - Op zaterdag 13 december, des avonds om 8 uur, breekt het grote moment aan, waarop het orgel van de Bovenkerk, volledig gerestaureerd, weer in gebruik genomen zal worden. Dan is, ten koste van circa f 560.000,-, weer bereikt, wat dr. M.A. Vente "een instrument, dat haast uniek is in Europa" noemt: een oud orgel, ambachtelijk gerepareerd tot optimale bruikbaarheid, waarin evenveel stijlen in de loop der jaren bijeengeraakt zijn als in de kerk, waarin het orgel van den beginne af zijn plaats heeft gehad. De restaurateurs H.P. Dam en W. Ydema van de Fa. Bakker en Timmenga uit Leeuwarden, plus organist - adviseur Willem Hendrik Zwart moesten het getal met veel vertoon van hoofdrekenkunde produceren, maar we zullen hen niet vragen; het ging maar om een indruk, die overigens kenmerkend is: in het orgel zitten samen 3000 pijpen. Daarvan zijn er 500 nog uit de 17e eeuw, 400 uit de 19e eeuw 1550 uit de 18e eeuw, en 550 werden bij de huidige restauratie nieuw geplaatst. Het is belangrijk te vertellen, dat het pijpwerk uit de tijd van de Romantiek, vervaardigd door Albert van Gruisen en de bekende Kampenaar Zwier van Dijk (1866) niet uit het orgel is verwijderd, maar door reorganisatie zo herplaatst, dat het een heel manuaal (het 1 na bovenste van de vier) tot zijn beschikking heeft. Overigens niet alleen, want ook andere [bovenwerk] registers kunnen van dat manuaal gebruik maken. Er is een bepaalde schakeling voor nodig om de "Romantiek" in werking te stellen. Daarom spreken de orgelbouwers onder elkaar over een "inwendig vijfde manuaal". 't Is maar een weet … Deze wijze van doen loopt eigenlijk parallel met de restauratietactiek van gebouwen. Het gaat er niet meer om de oudste toestand terug te toveren, met braak van alle sporen uit latere tijden en reconstructie (restauratie) van het daardoor ontbrekende zéér oude. Maar het gaat om de geschiedenis van het restauratieobject; die er van af te lezen (in dit geval te luisteren) moet zijn. Er is dus een "moderne" restauratie aan het Bovenkerk-orgel verricht, steunend op een inventarisatie (door de Fa. De Koff) uit 1965 en begonnen door de Leeuwarder Firma Bakker en Timmenga in 1970. De adviescommissie, gesticht in 1964 bestond aanvankelijk uit Lambert Erné, Feike Asma en Willem Hendrik Zwart. Later viel de heer Erné uit de boot wegens verschillen van mening over de te varen koers bij de restauratie. Zijn plaats werd ingenomen door dr. M.A. Vente. De nieuwe commissie, en in haar voetspoor de (niet deskundige, wél belanghebbende) kerkvoogdij, zijn buitengewoon tevreden over de resultaten van de restauratie. Kosten Natuurlijk heeft Kampen de kosten van de restauratie niet zelf kunnen dragen. Dat behoefde ook niet. Van de ca. f 560.000,- betaalde het rijk 65%, de gemeente Kampen 30% en de provincie 5%, waarmee de zaak volledig rond was. De raming van de kosten in 1968 bedroegen f 253.300,-. Maar het ramen van restauratiewerkzaamheden valt wel eens vaker lager uit dan de werkelijkheid. Met dat al mag de schijnwerper wel even -zij het postuum- gericht worden op dr. H.L. Oussoren, adviseur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg met het specialisme orgels. Hij vervulde zijn adviseurschap als deeltaak, want hij was ernaast rector van het lyceum te Wassenaar. Vorig jaar is hij helaas overleden. De heer Oussoren toonde zich zeer geïnteresseerd in de restauratie te Kampen en heeft onwaarschijnlijk veel uren en veel energie in het welslagen van deze unieke restauratie gestoken. Want niet alleen wordt het orgel thans uniek, ook de restauratie was een unieke zaak, zoals de heer W.H. Zwart -die er het meest mee te maken had- vertelde. Restauratie Het unieke van deze orgelrestauratie was, dat zij in fasen kon geschieden. Toen in 1966 de gerestaureerde Bovenkerk (gedeeltelijk) werd heropend, was er een krachtig orgel nodig. Maar het Bovenkerkorgel lag, geheel gedemonteerd op de zolder van de Broederkerk (waar het nog bijna door brand werd verwoest! ) Monumentenzorg heeft er toen in toegestemd, dat althans het rugpositief ongerestaureerd werd herplaatst. Bij dat besluit speelde ook een grote rol, dat de Broederkerk moest worden gerestaureerd en dus een kostbare opslag niet kon gebruiken. Later werden ook het hoofdwerk en het (vrije) pedaal ongerestaureerd herplaatst, en er werd begonnen met de restauratie van het bovenwerk. Niet alleen de restauratie heeft haar geschiedenis; uiteraard het orgel ook. Men weet, dat het meest oorspronkelijke orgel in 1523 gebouwd werd door Johan Covelens van Amsterdam, en -net als dat van vandaag tegen de toren hing-. Een zekere Hendrik Niehof heeft het een onderhoudsbeurt gegeven en in 1570 heeft Caspar Voster het orgel gerestaureerd. Van dit oude orgel zijn geen aanwijsbare overblijfselen meer te vinden in het huidige orgel. Hoewel je weet maar nooit hoe oud, maar nog bruikbaar pijpwerk opnieuw werd gebruikt, zoals dat in latere eeuwen veelvuldig geschiedden. In 1625/'30 werden belangrijke werkzaamheden aan het orgel verricht door Jan Moret en in 1670 kwam Jan Slegel (leerling van Jacobus Hagebeer uit Amsterdam) zijn kunsten vertonen. Dat hij zo snel al moest opdraven had een reden: de toren verzakte en daarom moest het hele orgel naar het noordertransept worden verplaatst. Met de activiteiten van Jan Slegel (zoon van Arend Jans Slegel) was er eigenlijk sprake van "een nieuw orgel", hoewel met gebruikmaking van pijpwerk uit het orgel van Jan Morlet. Jan Slegel heeft de samenstelling van zijn orgel als eerste ook precies beschreven: twee manualen (corresponderend met hoofdwerk en rugpositief) en een vrij pedaal van 5 stemmen. Later, na het "vastzetten" van de toren, moet het orgel weer teruggeplaatst zijn van het noordertransept naar de torenwand, maar het zal wellicht altijd een geheim blijven, wie dat heeft gedaan. Een aanzienlijke vergroting onderging het orgel in de jaren 1741/'42 door de orgelbouwer Hinsz. Hij maakte er een orgel van met drie klavieren en (tot ieders verwondering thans) een aangehangen pedaal (geen vast of vrij pedaal dus, zoals men zou verwachten). Het hoofdwerk werd uitgebreid van 9 naar 13 stemmen, het rugpositief werd vernieuwd. En er kwam een nieuwe orgelkast omdat de oude in slechte staat was. Caspar Struivig uit Groningen, maakte die kast in barokstijl, een juweel van lof en snijwerk. Schilder Anton Stivarius heeft thans de taak op zich genomen het schilderwerk in stijl (met veel goud op de richels) te vernieuwen en hij doet het geweldig. De Kamper steenhouwer Gerrit Cuiper maakte de twee stenen zuilen, waarop de orgeltribune rust. In 1788 is het orgel nogmaals onderhanden genomen door de orgelbouwers Freytag en Schnitger Jr. Zij bouwden een borstwerk aan het orgel, dat nu tevens een vrij pedaal met 27 toetsen kreeg. En dan belanden we -na een tijd van stilzwijgen- in de romantiek van Albert van Gruisen, de Zwollenaar Scheuer en de Kamper Zwier van Dijk, die nu samen met 8 registers af- en aankoppelbaar aan het 1e manuaal [bovenwerk klavier] zitten. Zij maken het compromis compleet in het nieuwe orgel, dat in hoofdzaak terug gaat tot 1790, maar ook nog een inschakelbaar hoekje apart heeft voor het 19e eeuws. Willem Hendrik Zwart mag het op 13 december allemaal laten horen. Onbekende auteur Kamper krant, november 1975 Gerestaureerde Bovenkerkorgel officieel in gebruik genomen Luther, Calvijn en de orgelcultuur Kampen In de Bovenkerk heeft zaterdagavond de officiële ingebruikname plaatsgevonden van het thans geheel gerestaureerde Bovenkerkorgel. Een groot aantal genodigden was daartoe bijeen, onder wie burgemeester drs. S. van Tuinen en zijn echtgenote alsmede vele afgevaardigden van verenigingen en uiteraard diegenen, die nauw bij de restauratiewerkzaamheden betrokken zijn geweest. Een boeiend onderdeel van deze officiële overdracht vormde het moment, toen de president-kerkvoogd der Nederlands Hervormde Gemeente in Kampen, de heer A. Hengeveld, met enige welgekozen bewoordingen er op wees, dat de grote kerkhervormer Maarten Luther, in Kampen tijdens de Hervormingsavonden nog steeds trouw herdacht, de voorkeur gaf aan het gezongen woord. “Wij hopen dat velen tot Christus zullen komen via het gesproken woord, maar ook via de gemeentezang die thans weer in volle glorie kan worden begeleid door het Bovenkerkorgel”. Hierop droeg de heer Hengeveld het orgel (figuurlijk) over aan ds. A.H. Sonnenberg, voorzitter van de centrale kerkenraad. Deze haakte in op het door de heer Hengeveld gesprokenen door te zeggen dat Maarten Luther de door de heer Hengeveld gereleveerde woorden had gezegd, “gegrepen als hij was uit wat de roomse mystiek daarover zegt”. Ds. Sonnenberg zei zich meer thuis te voelen bij Calvijn, en de door deze gepropageerde soberheid in de Erediensten, waarin centraal staat de verkondiging van Gods woord. Ds. Sonnenberg zei zeer dankbaar te zijn dat het orgel thans weer in gebruik is. Ds. Van Wier besloot de bijeenkomst met gebed. Een treffende illustratie van wat de kerkhervormer Luther in het verleden heeft gezegd en daarmee een ondersteuning gevend aan de heer Hengevelds woorden, vormde overigens in het begin van deze overdrachtsavond reeds de manier waarop de Bovenkerkorganist Willem Hendrik Zwart zijn optreden begon met het spelen van de Fantasie over Psalm 103 van Jan Zwart, “Gelijk het gras is ons kortstondig leven”, gespeeld in memoriam Dr. H.L. Oussoren, die nauw bij de restauratie van het Bovenkerkorgel betrokken is geweest. Het was zéér stil in de Bovenkerk toen deze compositie als postuum eerbewijs werd gespeeld, een soort “muzikale woordverkondiging” in optima forma. Meer dan woorden had de muziek hier een functie. Nadat Willem Hendrik Zwart Bach’s Fantasie et Fuga in g-moll had gespeeld, werd het woord gevoerd door dr. M.A. Vente namens adviseurs en orgelbouwers. Hij herinnerde aan de zware verliezen die de Nederlandse orgelwereld heeft geleden door het overlijden van Lambert Erné en dr. Oussoren, de laatste op 18 oktober verleden jaar, enkele dagen nadat hij nog een bezoek aan de Bovenkerk had gebracht. Naast leedwezen vanwege deze verliezen was er ook dankbaarheid omdat de organisten Willem Hendrik Zwart en Feike Asma van een ernstige ziekte zijn hersteld. Dr. Vente noemde het Bovenkerkorgel een instrument van uitzonderlijke schoonheid en van onvergelijkbare waarde. Grote namen van orgelbouwers zijn in de loop der eeuwen bij het instrument betrokken geweest, namen die zich op het gebied van de orgelbouw laten vergelijken met bekende namen uit de Nederlandse schilderkunst. Uitgangspunt tot deze ingrijpende restauratie is geweest de situatie zoals die in 1790 bestond. Na de restauratie (56 registers) behoort dit Kamper orgel tot één der grootste in Nederland. Dr. Vente roemde de bekwaamheid van degenen die de restauratie hebben verricht, hetgeen met zeer grote accuratesse is gedaan en vergeleken kan worden met wat is gepresteerd in internationaal opzicht waar het kerkorgelrestauraties betreft. Dankbaar werd ook genoemd de medewerking die de Kamper kunstschilder Stivarius heeft gegeven waar het betreft het schilderwerk van details van het orgelfront. De overheidssubsidies memorerend die aan deze restauratie zijn gespendeerd, en de medewerking van monumentenzorg noemend, zei dr. Vente, dat adeldom verplicht. In dat verband ging hij nader in op het gebruik van het orgel en de conservering ervan. Een essentieel onderdeel van die zorg voor het instandhouden van het instrument ligt bij de Kamper Hervormde gemeente zelf. Het orgel is namelijk gevoelig voor tocht en vocht en zal onmiddellijk reageren op de temperatuur die er in de Bovenkerk heerst. Zowel de functie van de heteluchtverwarmingsinstallatie als die van de grondverwarming moeten op het instrument afgesteld zijn. En dat is een angstig en tegelijkertijd zorgwekkend aspect, het kan bij niet goed gebruik een directe aanslag op het instrument betekenen. De kerkvoogdij heeft reeds toegezegd zich op dit probleem te zullen beraden. Het behoeft overigens geen slecht verwarmd kerkgebouw te betekenen, maar wel zal er sprake dienen te zijn van een anders verwarmd kerkgebouw dan tot nu toe het geval is geweest. “Het is onze plicht om een zo kostbaar instrument onbeschadigd te behouden, ook voor het nageslacht.” aldus dr. Vente. Hij verwachtte ook dat er sprake zal zijn van ‘een brede allure’ waar het de culturele taak van het instrument betreft. In dat verband noemde hij het een dankbaar object voor grammofoonplaat, radio zowel tv-opnamen. Maar in de eerste plaats is het de kerkelijke gemeente van Kampen die profijt zullen hebben van dit thans weer herboren instrument. “Ik draag dit juweel thans aan de kerkvoogden over, in hen aan de kerkelijke en burgerlijke gemeente en aan geheel orgel minnend Nederland.” aldus besloot dr. Vente. Voldoening “Veertig eeuwen zien op u neer.” zei Napoleon eens toen hij bij de Egyptische piramides stond. Wij moeten het weliswaar met een paar eeuwen doen, maar dat is toch ook al héél wat.” Aldus de heer Hengeveld, die de fraaie klankkleur van het instrument noemde en de historie van het orgel, die teruggaat tot omstreeks 1630. Na eveneens ingegaan te zijn op de geschiedenis van het instrument, herinnerde hij aan de vele vergaderingen die er zijn geweest. De grote voldoening over het resultaat wordt overschaduwd door het heengaan van adviseur dr. Oussoren (wiens echtgenote zaterdagavond wel in de Bovenkerk aanwezig was). Dr. Oussoren kreeg een waardig opvolger in de heer Wiersma van monumentenzorg. De heer Hengeveld dankte de orgelcommissie die stap voor stap de restauratie heeft begeleid met zeer veel kennis en inzicht. De restauratiewerkzaamheden kwamen tot stand door de fa. Bakker en Timmenga te Leeuwarden (firmanten W. Ydema en H.P. Dam). Ook roemde de heer Hengeveld het werk van Kampenaar Stivarius die opnieuw een proeve van bekwaamheid heeft afgelegd door het schilderwerk van het orgelfront te verzorgen. Hierna overhandigde de heer Hengeveld de compositie van Willem Hendrik Zwart aan ds. Sonnenberg, gecomponeerd ter gelegenheid van de ingebruikname van het bovenkerkorgel, een fantasie over “Nu sijt wellecome.” Namens de kerkvoogdij ontvingen mevrouw Oussoren, mevrouw Zwart en de heren dr. Vente en Stivarius een boekwerk als herinnering aan hun medewerking aan deze orgelrestauratie. Namens de centrale kerkenraad sprak ds. Sonnenberg, die de kerkvoogdij dankte voor de vele verrichte werkzaamheden. Na zijn voorkeur voor Calvijn te hebben uitgesproken boven Luther zei ds. Sonnenberg wat het culturele aspect van deze restauratie betreft, “dat de cultuur niet gezien behoeft te worden als een vijand van de kerk.” zoals Calvijn had gezegd. De dienende functie mag de liturgie voor Gods aangezicht brengen. Ds. Sonnenberg sprak er voorts zijn dankbaarheid over uit dat organist Willem Hendrik Zwart weer herstelde van zijn ziekte en zijn taak als organist weer op zich kon nemen. Hierna speelde de organist zijn ter gelegenheid van de ingebruikname gecomponeerde fantasie over “Nu sijt wellecome”. Gezien de teerheid van tekst en melodie wel met het gebruik van veel registers en in juichende aan kerkmuziek van Andriessen herinnerende akkoorden, een muzikale opvatting die dit eenvoudige kerstlied weer eens van een andere kant dan er doorgaans over wordt gepreludeerd, te beluisteren gaf. In ieder geval was ook thans de nagalm in de Bovenkerkruimte weer imponerend, akoestisch blijkt de Bovenkerkruimte thans ook weer geheel te functioneren. Erg mooi gespeeld klonk H. Andriessens “Premier Choral”,. De overdrachtsbijeenkomst werd besloten met het spelen van de Toccata over Psalm 146 vers 1, terwijl men samen het “Prijs den Heer met blijde galmen” als besluit zong. Vanavond is er in de Bovenkerk een door Willem Hendrik Zwart te geven presentatieconcert. Dan zal aan burgemeester Drs. S. van Tuinen en president-kerkvoogd de heer A. Hengeveld het eerste exemplaar van het boek ‘Kamper Orgels’ waarover we reeds schreven en van de hand van W.D. van der Kleij en Willem Hendrik Zwart, terwijl tevens de grammofoonplaat ‘Orgelklanken uit Kampen” zal worden overhandigd. Via een gesloten TV-circuit zal elke bezoeker in staat zijn de verrichtingen van de organist, die tevens een korte toelichting zal geven, te volgen.
Willem Hendrik Zwart  1925-1997
Hinszorgel  (Krantenartikelen 1956-1975)